Het lijkt er op dat bedrijven volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) geen belang hebben bij bescherming van Natura 2000-gebieden. Zij kunnen dan ook geen beroep doen op het feit dat bij een bestemmingsplan projecten mogelijk worden gemaakt die het natuurgebied mogelijk aantasten. Dat betekent dat zij ook geen belang hebben bij een beroep op het feit dat een stikstofbeoordeling is gebruikt waarbij ten onrechte de PAS is toegepast. Beroepen die daarop betrekking hebben zullen niet worden behandeld, tenzij ze afkomstig zijn van personen die wonen in de onmiddellijke nabijheid van het Natura 2000-gebied, of van natuurbeschermingsorganisaties. Beroepen van anderen zullen niet worden behandeld.
Recent deed de Afdeling een uitspraak waaruit blijkt dat een bedrijf vrijwel nooit kan voldoen aan de voorwaarden die artikel 8:69a Awb stelt om een beroep te doen op de bescherming van planten- en diersoorten in de Wet natuurbescherming, of op de bescherming van een Natura 2000-gebied, bijvoorbeeld tegen te grote stikstofdepositie.
Een bedrijf kan vrijwel nooit aantonen dat het een eigen belang heeft bij bescherming van beschermde waarden van een natuurgebied. Het betrof een agrarisch bedrijf dat op 1 km van een natuurgebied was gelegen. De Afdeling concludeerde dat zijn bedrijfsbelang niet verweven was met het belang bij de bescherming van plant- en diersoorten. Allerlei belangen bij bescherming van het natuurgebied die het bedrijf verder nog aanvoerde, zoals het hebben van een goede werkomgeving of het verkrijgen van subsidie om zijn activiteiten op een natuurvriendelijke manier uit te oefenen, waren niet voldoende om de Afdeling ertoe te brengen om alsnog een belang van het bedrijf aan te nemen. De Afdeling oordeelt dat de normen uit de Wet natuurbescherming over de bescherming van planten- en diersoorten kennelijk niet strekken tot bescherming van zijn belang. Dit deel van de uitspraak had betrekking op de bescherming van beschermde planten- en diersoorten in de Wet natuurbescherming.
De eigenaar van het bedrijf had ook een beroep gedaan op de bescherming van een ander natuurgebied, een Natura 2000-gebied in de omgeving. Het bestemmingsplan had betrekking op de aanleg van een nieuwe weg in de omgeving. Volgens het bedrijf was onvoldoende onderzoek gedaan naar de effecten op het Natura 2000-gebied. Volgens de Afdeling strekken de bepalingen in de Wet Natuurbescherming over de beoordeling van een Natura 2000-gebied ten behoeve van het algemene belang van bescherming van natuur en landschap. Uit de uitspraak van de afdeling van 13 juli 2011, ECI:NL:RVS:2011:BR1412, volgt dat de individuele belangen van burgers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan een Natura 2000–gebied deel uitmaakt, zo verweven kunnen zijn met het algemene belang dat de Wet natuurbescherming beoogt te beschermen, dat de betrokken normen van deze wet kennelijk ook strekken tot bescherming van hun belangen.
Hiervan is bij [appellant] geen sprake nu hij op enkele kilometers van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied woont, zijn bedrijfsgronden op meer dan 1 km van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied liggen en zijn bedrijf ook niet op enige manier verweven is met een Natura 2000-gebied. De ingeroepen normen uit de Wnb over de bescherming van Natura 2000-gebieden strekken daarom kennelijk niet tot bescherming van het belang van [appellant].
Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over de gevolgen voor Natura 2000-gebieden, kan op
grond van artikel 8:69a van de Awb niet leiden tot vernietiging van het plan. De Afdeling ziet
daarom af van een inhoudelijke bespreking van het betoog over de gevolgen voor Natura
2000-gebieden.
Uit deze uitspraak blijkt dat een bedrijf in de omgeving van een Natura 2000-gebied vrijwel nooit zal kunnen aantonen in zijn belangen te worden getroffen door (bestemmings)plannen die in de omgeving van dat gebied worden gemaakt en die effect hebben op een Natura 2000-gebied. Het gevolg is dan dat de Afdeling de beroepsgrond dat het plan niet uitvoerbaar is wegens schending van de normen van de Wet natuurbescherming buiten behandeling laat. Daardoor zullen veel beroepen betreffende bestemmingsplannen e.d. waarin is aangevoerd dat niet de juiste berekening van stikstofdepositie is uitgevoerd, in het geheel niet inhoudelijk worden beoordeeld en dus ook niet tot vernietiging van het plan kunnen leiden. Hierdoor zullen meer plannen en projecten in stand blijven dan verwacht, omdat de beroepsgrond betreffende stikstof niet in behandeling wordt genomen.