Gemeente Bodegraven verleent een vergunning voor het verbouwen van een winkel-/woonpand tot winkel en berging ten behoeve van het stallen van fietsen op de begane grond en twee studio’s en een appartement op de verdiepingen van een pand in het centrum van Bodegraven. Dit is in strijd met het bestemmingsplan, maar wordt toegestaan met behulp van de kruimelregeling. Dat betekent dat de gemeente gelijktijdig met de verlening van de vergunning om te verbouwen, ook vergunning verleent om af te wijken van de bestemming. De vergunningverlening vindt binnen 8 weken na de aanvraag plaats.
Uit deze uitspraak (ECLI:NL:RVS:2018:378) blijkt dat de gemeente ook bij toepassing van de Kruimelregeling om het gebruik te wijzigen, rekening moet houden met parkeernormen. In de uitspraak wordt nog eens bevestigd dat het zg. historisch parkeertekort niet behoeft te worden opgelost.
In de vergunning wordt een toename van het aantal woningen mogelijk gemaakt. Volgens bezwaarmaker heeft de gemeente ten onrechte geen oordeel gegeven over de parkeerdruk die de extra woningen met zich meebrengen. De gemeente heeft wel een berekening gemaakt van de eventuele toename van de parkeerdruk, maar deze berekening maakte geen onderdeel uit van het besluit op bezwaar. Ook heeft de gemeente niet op een andere wijze gemotiveerd op welke wijze zij tot de conclusie is gekomen dat van een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk geen sprake is. Toch laat de Raad van State de rechtsgevolgen van het besluit in stand.
Overwogen wordt dat bij de beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening dient te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan. Een eventueel bestaand tekort aan parkeerplaatsen kan als regel buiten beschouwing worden gelaten. Dit bestaande tekort wordt het “historisch parkeertekort” genoemd. Hierdoor behoeft alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan ten opzichte van de reeds bestaande parkeerbehoefte vanwege het bestaande pand.
Het feit dat het pand lang heeft leeggestaan en daardoor helemaal geen parkeerbehoefte had, is daarbij volgens de Afdeling niet relevant. Ook na leegstand van enkele jaren, waarbij helemaal geen parkeerruimte nodig was, mag er dus niet van uit worden gegaan dat de parkeerbehoefte in het verleden nul was.
De gemeente heeft aangegeven dat aan de hand van de Nota parkeernormen van de gemeente de parkeerbehoefte in de bestaande en in de nieuwe situatie is berekend. De parkeerbehoefte is voor de oude situatie vijf parkeerplaatsen. In de nieuwe situatie, met twee studio’s, een tweekamerappartement en een winkelruimte met een bruto vloeroppervlak van 82 m2, is de parkeerbehoefte ook 5 parkeerplaatsen. Omdat het bruto vloeroppervlak aan winkelruimte afneemt en omdat huurwoningen in het lagere segment een lager parkeerkencijfer hebben, blijft de parkeerbehoefte in de nieuwe situatie gelijk, ook al komen er woningen bij.
In de bestaande situatie zijn geen parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd, en in de nieuwe situatie kunnen op eigen terrein ook geen parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De gemeente stelt zich op het standpunt dat de parkeerbehoefte zich oplost in het openbaar gebied en dat in de directe omgeving ook ’s-nachts voldoende openbare parkeerplaatsen beschikbaar zijn. De Raad van State volgt dit en laat de gevolgen van het besluit in stand.
Uit het voorgaande volgt dat bij toepassing van de Kruimelregeling om een vergunning te verlenen voor de wijziging van de functie van een bestand pand ook aandacht moet worden besteed aan het aantal parkeerplaatsen. Belangrijk is het aantal parkeerplaatsen dat in de nieuwe situatie nodig is ten opzichte van de oude situatie. Als dit gelijk blijft, kan niet worden geëist dat er nieuwe parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd. Dit geldt ook als voordien altijd in het openbare gebied werd geparkeerd. Het bezwaar dat te weinig parkeerplaatsen beschikbaar zijn wordt door omwonenden vaak naar voren gebracht, maar stuit af op het uitgangspunt dat een historisch parkeertekort niet hoeft worden opgelost door een nieuw bouwplan.