Stel u hebt een bouwvergunning gekregen op grond van een nieuw bestemminsplan, terwijl het oude bestemmingsplan uw bouwplan niet mogelijk maakte. Wat gebeurt er dan als het bestemmingsplan onverhoopt vernietigd wordt? De hoofdregel is, dat als een besluit door de rechter wordt vernietigd, ook de rechtsgevolgen van dat besluit worden vernietigd. Wordt uw omgevingsvergunning om te bouwen daardoor ook ongeldig?
De vergunning om te bouwen blijft in stand…..
In een vorige blog heb ik aangegeven dat voor deze situatie een uitzondering geldt op de hoofdregel. De hoogste rechter, de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State, heeft uitgemaakt dat deze hoofdregel niet geldt voor de situatie dat een bouwvergunning is verleend op grond van een bestemmingsplan. De bouwvergunning die mogelijk is gemaakt door een bestemmingsplan dat inmiddels is vernietigd, blijft door deze regel wél in stand. Dit wordt de Tegelen jurisprudentie genoemd, omdat deze uitspraak voor het eerst is gedaan in een zaak waarbij gemeente Tegelen betrokken was.
In de vorige blog heb ik aangegeven dat dit alleen geldt als de bezwaarprocedure tegen de bouwvergunning al heeft geleid tot een besluit op bezwaar. Als er nog een besluit op bezwaar moet worden genomen, geldt deze uitzondering niet.
…tenzij voor deze vergunning een afwijking van het bestemmingsplan nodig was
Er geldt nog een uitzondering. De Tegelen jurisprudentie, waarbij de omgevingsvergunning in stand blijft, geldt alleen indien de omgevingsvergunning naadloos binnen het bestemmingsplan past. In dat geval rechtvaardigt de rechtszekerheid van de aanvrager van de vergunning dat een uitzondering wordt gemaakt op de hoofdregel, dat ook de rechtsgevolgen worden vernietigd.
Als het vernietigde bestemmingsplan de desbetreffende activiteit echter niet toestond, maar er een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan nodig was, hoeft geen uitzondering op die hoofdregel te worden gemaakt. De rechtszekerheid van de aanvrager strekt niet zo ver dat ook dan de rechts gevolge in stand moeten blijven. de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State heeft dat uitgemaakt in deze uitspraak. Deze uitspraak had betrekking op een rijhal in Roermond. Deze rijhal was mogelijk op grond van een nieuw bestemmingsplan, maar wel met een afwijking van de regels. Het ging om de regel dat in verband met de archeologische waarden geen bewerkingen in de grond op een diepte van meer dan 40 cm mogelijk waren, tenzij daarvoor een afwijking van het bestemmingsplan was verleend. Omdat deze afwijking nodig was om vergunning te verlenen, oordeelde de Afdeling dat het bouwplan niet naadloos in het bestemmingsplan paste. Hierdoor werd de omgevingsvergunning voor de rijhal (die allang gebouwd was) alsnog vernietigd.
De uitzondering in de Tegelen-jurisprudentie houdt verband met het gegeven dat het bevoegd gezag de verlening van een vergunning om te bouwen niet kan tegengaan, als het bestemmingsplan het bouwwerk toelaat. Voor een omgevingsvergunning voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan geldt dit niet, omdat het bevoegd gezag daarbij kan kiezen om de afwijking van het bestemmingsplan al of niet toe te staan. Voor dit gebruik in strijd met het bestemmingsplan, dat door de gemeente uitdrukkelijk is toegestaan, geldt geen uitzondering op de terugwerkende kracht van de vernietiging van het bestemmingsplan. De omgevingsvergunning met een dergelijke afwijking wordt dan in beroep alsnog vernietigd.
Wat gebeurt er na de vernietiging van het bestemmingsplan met de vergunning om te bouwen?
In het geval van de rijhal in Roermond hebben de omwonenden de gemeente verzocht om handhavend op te treden tegen de rijhal, nu deze is gebouwd op basis van een vergunning die inmiddels was vernietigd. De Afdeling gaat dan na of op het moment dat handhaving werd verzocht de omgevingsvergunning nog in werking was, derhalve nog niet was vernietigd. Hierover werd door de Afdeling deze uitspraak gedaan. Dat leverde een afwijzing van het beroep van de omwonenden op: de gemeente hoefde niet te gaan handhaven.
De omgevingsvergunning bleek, op het moment dat de gemeente een besluit op bezwaar nam met betrekking tot het verzoek om handhaving van de omwonenden, nog in stand te zijn gebleven. De gemeente moest op dat moment met betrekking tot die vergunning namelijk nog een nieuw besluit op bezwaar nemen. Hierdoor was er op dat moment nog steeds een geldige vergunning aanwezig, ook al kon de gemeente door de vernietiging van het bestemmingsplan niet anders dan die vergunning op bezwaar te vernietigen. Omdat op het moment dat de gemeente een besluit op het bezwaar tegen de afwijzing van handhaving nam nog een vergunning aanwezig was, mocht de gemeente het verzoek om handhaving afwijzen. Zij was toen immers niet bevoegd om te gaan handhaven, omdat er een geldige vergunning was.
Hierdoor stonden omwonenden alsnog met lege handen, nadat zij ettelijke procedures hadden gevoerd. Vanzelfsprekend staat het hun, nu de vergunning is vernietigd, vrij om een nieuw verzoek om handhaving te doen.